Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

van pistool

Толкование Перевод

1 trigger

n. trekker (van een geweer); oorzaak; prikkeling; (in computers) een signaal dat een bepaalde procedure veroorzaakt
--------
v. opwekken, stimuleren; in werking stellen

trigger¹

[ trigə] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 trekker ⇒ pal 〈 van pistool, veermechanisme e.d.〉

2 〈 scheikunde〉 reactiestarter ⇒ reactieaanzetter 〈 van kettingreactie〉

♦voorbeelden:

1 pull the trigger • de trekker overhalen; 〈 figuurlijk〉 het startschot geven

————————

trigger²

〈 werkwoord〉

1 teweegbrengen ⇒ veroorzaken

♦voorbeelden:

1 trigger off • op gang brengen; ten gevolge hebben

English-Dutch dictionary > trigger
2 small of the butt

smalle gedeelte van kolf (van pistool)

English-Dutch dictionary > small of the butt
3 snub-nosed

snub-nosed

1 stompneuzig

2 met extra korte loop 〈 van pistool〉

English-Dutch dictionary > snub-nosed
4 quick on the trigger

hand op de pal (van pistool), schiet zonder pardon

English-Dutch dictionary > quick on the trigger
5 spray gun

pistool voor spuiten van bestrijdingsmiddel

English-Dutch dictionary > spray gun
6 spraying pistol

pistool voor spuiten van bestrijdingsmiddel

English-Dutch dictionary > spraying pistol
7 gun

n. geweer; pistool; kanon; pistool (i.d. spreektaal)
--------
v. neerschieten, doodschieten; (motor) laten razen

gun¹

[ gun] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 stuk geschut ⇒ kanon

2 vuurwapen ⇒ (jacht)geweer, pistool

3 spuitpistool ⇒ revolverspuit

4 jager ⇒ geweer 〈 in tegenstelling tot drijver〉

5 → gunman gunman/

♦voorbeelden:

¶ beat/jump the gun • te vroeg van start gaan; 〈 figuurlijk〉 op de zaak vooruitlopen

     spike someone's guns • iemand de wind uit de zeilen nemen

     stick to one's guns • voet bij stuk houden

→ great great/

————————

gun²

〈 gunned〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 jagen ⇒ op jacht zijn/gaan

♦voorbeelden:

1   gun for • jacht maken op; 〈 figuurlijk〉 het gemunt hebben op

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈vaak +down〉 neerschieten ⇒ neerknallen

♦voorbeelden:

¶ he gunned the engine • hij liet de motor razen

English-Dutch dictionary > gun
8 draw

n. attractie, trekking; (uit)verloting; gelijk spel, remise
--------
v. tekenen; trekken; opnemen; trekken (v.e. pistool)

draw¹

[ dro:] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 trek ⇒ het trekken

2 〈 Amerikaans-Engels〉 trekje ⇒ haal 〈 bij het roken〉

3 aantrekkingskracht ⇒ attractie, trekpleister

4 〈 loterij〉 trekking ⇒ (uit/ver)loting

5 gelijkspel ⇒ remise

6 getrokken kaart ⇒ getrokken lot

♦voorbeelden:

1   he is quick on the draw • hij kan snel zijn revolver trekken; 〈 figuurlijk〉 hij reageert snel

————————

draw²

〈drew [droe:], drawn [dro:n]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 komen ⇒ gaan

2 aantrekkingskracht uitoefenen ⇒ publiek trekken

3 〈 sport, spel〉 gelijkspelen ⇒ in gelijkspel eindigen, remise maken

4 trekken 〈 in het bijzonder van thee〉

♦voorbeelden:

1   draw to an end/a close • ten einde lopen

     draw level • gelijk komen 〈 in race〉

     draw near • naderen, dichterbij komen

     draw off • (zich) terugtrekken, weggaan

     he drew alongside the bus • hij ging naast de bus rijden

2   the play was drawing well • het stuk liep goed

→ draw apart draw apart/, draw away draw away/, draw back draw back/, draw in draw in/, draw on draw on/, draw out draw out/, draw up draw up/

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 trekken ⇒ slepen; spannen 〈 boog〉; te voorschijn halen 〈 wapen〉; dichtdoen 〈 gordijn〉

2 tekenen ⇒ schetsen

3 loten ⇒ door loting verkrijgen

4 putten 〈 ook figuurlijk〉

♦voorbeelden:

1   draw the blinds • de jaloezieën neerlaten

     the chimney doesn't draw • de schoorsteen trekt niet

     draw one's sword against • ten strijde trekken tegen

     draw along • voorttrekken

     draw aside • opzij trekken, apart nemen

     draw back the curtains • de gordijnen opentrekken/doen

     draw down • naar beneden trekken; 〈 figuurlijk〉teweegbrengen, uitlokken

     draw off • uittrekken, afdoen

     draw together • samentrekken, nader tot elkaar komen

     draw someone into a conversation • iemand in een gesprek betrekken

2   draw a circle • een cirkel trekken/beschrijven

     〈 figuurlijk〉 one has to draw the line somewhere • je moet ergens een grens trekken

3   let us draw for it • laten we erom loten

4   draw consolation from • troost putten uit

     draw inspiration from • inspiratie opdoen uit

     draw on/upon • een beroep doen op, putten uit, gebruik maken van

     I'll have to draw upon my savings • ik zal mijn spaargeld moeten aanspreken

¶ draw a conclusion • een conclusie trekken

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (aan)trekken ⇒ (aan)lokken

2 (in)halen

3 ertoe brengen ⇒ overhalen

4 (te voorschijn) halen ⇒ uittrekken; 〈 figuurlijk〉 ontlokken; naar buiten brengen/halen; (af)tappen 〈bier enz.〉

5 van de ingewanden ontdoen ⇒ ontweien, schoonmaken

6 opstellen 〈 tekst〉 ⇒ opmaken, formuleren, uitschrijven 〈 cheque〉

7 trekken 〈 geld, loon〉 ⇒ opnemen, ontvangen

8 〈 geldwezen〉 opbrengen

9 〈 sport, spel〉 in gelijkspel doen eindigen

10 〈 sport〉een bepaald(e) richting/effect geven aan 〈 de bal〉 ⇒ 〈 biljart〉 trekken; 〈 cricket, golf〉 (te veel) naar s slaan 〈 van rechtshandige〉; (te veel) naar rechts slaan 〈 van shandige〉

♦voorbeelden:

1   draw attention to • de aandacht vestigen op

2   draw a deep breath • diep inademen, diep ademhalen

4   draw blood • bloed doen vloeien; 〈 figuurlijk〉 iemand gevoelig raken

     his story drew tears • zijn verhaal maakte de ogen vochtig

     he refused to be drawn • hij liet zich niet uit zijn tent lokken

     draw forth • te voorschijn halen

7   draw one's salary regularly • regelmatig zijn salaris ontvangen

     she drew all her savings from her account • zij nam al haar spaargeld op (van haar rekening)

8   capital drawing interest • rentedragend kapitaal

9   the game is drawn • het is gelijkspel; 〈 schaakspel, damspel〉 de partij is remise

¶ draw off • afleiden 〈 aandacht〉; weglokken; aftappen

→ draw on draw on/, draw out draw out/, draw up draw up/

English-Dutch dictionary > draw
9 pack

n. pakket; pakje; horde; troep, zwerm; groep; verband; zalf
--------
v. (in)pakken, zijn koffer pakken

pack¹

[ pæk]

I 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 pak ⇒ (rug)zak; last; bepakking; verpakking; pakket

2 pak ⇒ hoop; pak vis/vlees/fruit; (verpakte) vangst/oogst 〈 van een seizoen〉; 〈 Brits-Engels〉 pak/spel kaarten; 〈 Amerikaans-Engels〉 pakje 〈 sigaretten〉

3 (veld van) pakijs

4 〈 medicijnen, geneeskunde〉 kompres

♦voorbeelden:

2   pack of lies • pak leugens

     pack of nonsense • hoop onzin

     this season's pack of salmon • de zalmvangst van dit seizoen

II 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord enkelvoud of meervoud〉

1 troep ⇒ bende; horde, meute 〈 jachthonden bijvoorbeeld〉; vloot 〈 van onderzeeërs, gevechtsvliegtuigen〉; 〈 sport〉 peloton; 〈 rugby〉 pack 〈 de voorwaartsen van een team〉

♦voorbeelden:

1   〈 figuurlijk〉 hunt in the same pack • hetzelfde doel nastreven

————————

pack²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 (in)pakken ⇒ zijn koffer pakken

2 inpakken ⇒ zich laten inpakken

3 samenklitten ⇒ samenklonteren, zich verenigen

♦voorbeelden:

3   pack into • zich verdringen/persen in

¶ pack up • ermee uitscheiden

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (in)pakken ⇒ verpakken; inmaken 〈fruit enz.〉

2 samenpakken ⇒ samenpersen

3 wegsturen ⇒ doen opkrassen

4 bepakken ⇒ volproppen

5 inwikkelen

6 〈 medicijnen, geneeskunde〉 van een kompres voorzien

7 manipuleren ⇒ partijdig samenstellen 〈 jury〉

8 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 op zak hebben 〈 pistool bijvoorbeeld〉 ⇒ bij de hand hebben

9 〈+on; scheepvaart〉 bijzetten 〈 zeilen〉

♦voorbeelden:

1   〈 figuurlijk〉 pack one's bags • zijn biezen pakken

     packed lunch • lunchpakket

2   pack in crowds • volle zalen trekken

     the theatre was packed with people • het theater was afgeladen

3   pack someone off • iemand (ver) wegsturen

4   pack a valve • een kraan dichten

     〈 informeel〉 packed out • propvol

¶ 〈 informeel〉 pack it in/up • ermee ophouden

English-Dutch dictionary > pack
10 cock

n. haan, kemphaan; makker; kraan, tap; lul (penis)
--------
v. overeind staan; spannen; scheef op zetten; een pistool trekken

cock¹

[ kok] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 haan ⇒ 〈 figuurlijk〉 kemphaan

2 〈 ook attributief〉 mannetje 〈 van vogels〉 ⇒ mannetjes-

3 〈Brits-Engels; informeel〉 makker ⇒ maat, ouwe jongen

4 kraan ⇒ tap

5 〈 vulgair〉 lul ⇒ pik

6 haan 〈 van vuurwapens〉

♦voorbeelden:

6   go off at half cock • voortijdig beginnen; mislukken (door overijld handelen)

¶ a load of (old) cock • een hoop gelul

     cock of the walk • dominant persoon

     〈 Brits-Engels〉 live like fighting cocks • een leven als een vorst leiden

     〈 Brits-Engels〉 I don't like his cock • ik houd niet van zijn brutaal optreden

————————

cock²

〈 werkwoord〉

1 overeind (doen) staan

2 spannen 〈 haan van vuurwapen〉

3 scheef (op)zetten

♦voorbeelden:

1   cock the ears • de oren spitsen

3   cock one's hat • zijn hoed scheef opzetten

→ cock up cock up/

English-Dutch dictionary > cock
11 burner

n. iets wat brandt, brander; (Computers) onderdeel dat gelijkwaardig is aan de CD-driver die gegevens kan invoeren op CD-s en niet alleen maar kan lezen (zogenoemd omdat het kleine microscopische gaatjes op de CD kan creëren door hitte en de gegevens worden bewaard op de CD; (Slang) groot stuk van kleurrijk wandschrift dat het helder maakt (meestal graffiti op ondergrondsen; (Slang) pistool

burner

[ bə:nə]

1 brander ⇒ pit 〈van kooktoestel enz.〉

English-Dutch dictionary > burner
12 forty-five

forty-five¹

[ fo:tiefajv] 〈 zelfstandig naamwoord〉〈 informeel〉

1 (pistool van) kaliber 45

2 45-toerenplaat

————————

forty-five²

〈 telwoord〉

1 vijfenveertig

English-Dutch dictionary > forty-five
13 let off

afzetten, laten uitstappen; afvuren, afsteken; vrijstellen, vrijuit laten gaan

let off

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉〈 vulgair〉

1 een scheet laten

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 afzetten ⇒ laten uitstappen

2 afvuren ⇒ afsteken, af laten gaan

3 excuseren ⇒ vrijuit laten gaan, vrijstellen van

4 laten ontsnappen ⇒ weg laten lopen

5 〈 Brits-Engels〉(in gedeelten/partieel) verhuren ⇒ onderverhuren

♦voorbeelden:

1   the driver will let you off there • de chauffeur zal je daar afzetten

2   let off fireworks • vuurwerk afsteken

     let off a gun • een pistool afvuren

3   the judge let him off • de rechter liet hem vrijuit gaan

     be let off with • er afkomen met

4   let off air • ontluchten

English-Dutch dictionary > let off
14 fire arm

wapen waarvan een projectiel is afgeschoten door middel van buskruit (zoals pistool, geweer)

English-Dutch dictionary > fire arm
15 was quick on the draw

was snel met het trekken van een pistool (schoot zonder te onderzoeken of het nodig is; reageerde snel en op te scherpe manier)

English-Dutch dictionary > was quick on the draw

См. также в других словарях:

New Kids — Seriendaten Deutscher Titel New Kids Originaltitel New Kids (ab 3. Staffel) New Kids on the Block (1./2. Staffel) … Deutsch Wikipedia
Peter R. de Vries — Infobox Person name = Peter R. de Vries image size = caption = birth name = Peter Rudolf de Vries birth date = birth date and age|1956|11|14 birth place = Aalsmeer, Netherlands nationality = Dutch known for = Investigative journalism occupation … Wikipedia
Mischa Kamp — Pour les articles homonymes, voir Kamp. Mischa Kamp est une réalisatrice néerlandaise née en 1970. Biographie Cette section est vide, insuffisamment détaillée ou incomplète. Votre aide est la bienvenue ! Filmographie 199 … Wikipédia en Français

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

van pistool

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

van pistool

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: